Afweersysteem: de basis
Leestijd: 7 minuten / Kijktijd: 7 minuten
Voor het afweersysteem is het verschil tussen lichaamseigen en lichaamsvreemd heel belangrijk. Alles wat lichaamsvreemd is wordt namelijk aangevallen door ons immuunsysteem. Dan kan het gaan over bacteriën, virussen, parasieten, schimmels, kankercellen, donororganen etc. Voor het gemak zal het hierna alleen gaan over bacteriën, maar weet dan dat er verschillende lichaamsvreemde stoffen bestaan.
Als verpleegkundige zal je vaak te maken krijgen met het afweersysteem: Het is de basis van veelvoorkomende aandoeningen en symptomen. Denk aan: ontstekingen, virusinfecties, en auto-immuunziektes. Een belangrijke basis om te kennen dus!
Als een bacterie het lichaam binnenkomt zijn er kortweg twee manieren hoe het kan aflopen: we gaan eraan dood of we verslaan de bacterie. Om dus überhaupt een overlevingskans te hebben, hebben we een leger nodig… En dat is het immuunsysteem met onze witte bloedcellen, ook wel leukocyten genoemd. Om de ontsteking te overleven moeten we de verwekker aanvallen door hem te isoleren, inactiveren en verwijderen.
Net zoals het echte leger bestaat ook het afweersysteem uit heel veel verschillende spelers die allemaal verschillende functies hebben. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste spelers en hun functies.
De specifieke en aspecifieke afweer
Ons afweersysteem kan in twee categorieën worden verdeeld: aspecifiek en specifiek.
De aspecifieke afweer reageert op al het lichaamsvreemde wat ze tegenkomt. Voorbeelden hiervan zijn barrières zoals huid, speeksel en maagzuur. Maar ook fagocyterende cellen zoals macrofagen en neutrofielen en stofjes zoals cytokines (waaronder interleukines en interferonen), en ook nog het complement systeem.
De specifieke afweer werkt specifiek tegen één type antigeen. We hebben miljoenen verschillende specifieke afweercellen, in de hoop dat we altijd een geschikte kandidaat hebben als we een bepaalde bacterie, kankercel of virus tegenkomen. De specifieke afweer bestaat weer uit twee onderdelen: de celgemedieerde immuniteit (verzorgd door de T-cellen) en de humorale immuniteit (verzorgd door de B-cellen).
Hoe werkt het afweersysteem bij een ontstekingsreactie?
Om te laten zien hoe deze spelers met elkaar samenwerken en hoe ze hun functie uitvoeren, zullen we gaan kijken naar een ontstekingsreactie.
Stel je voor, je hebt een wondje op je huid. De huid is onderbroken en dus is je belangrijkste barrière naar de buitenwereld kapot. Zo kunnen bacteriën naar binnen. Het lichaam gaat de tegenaanval voorbereiden: de doorbloeding neemt toe door vasodilatatie (door de stofjes histamine en bradykinine). Hierdoor kunnen meer zuurstof en voedingsstoffen worden vervoerd naar het ontstekingsgebied.
Door de vasodilatatie zullen de ontstekingssymptomen roodheid, warmte, pijn en zwelling verschijnen. Deze worden ook wel rubor, calor, dolor en tumor genoemd. Hierdoor zal het weefsel waar de ontsteking zit niet meer goed kunnen functioneren, wat functio laesia heet. Deze vijf termen samen typeren een ontsteking.
De permeabiliteit (oftewel doorlaatbaarheid) van de vaten neemt toe. Hierdoor kunnen belangrijke stoffen naar de plek van ontsteking afreizen. Vervolgens wordt het complement systeem geactiveerd. Complement zijn eiwitten die de leukocyten aantrekken tot het ontstekingsgebied. Het is alsof er een alarm afgaat waardoor de cellen weten waar ze naartoe moeten. Ook maakt het complement het fagocyteren makkelijker voor de macrofagen, en kan het zichzelf aan het celmembraan van de bacterie hechten om deze zo kapot maken.
Dan arriveren de eerste leukocyten zoals neutrofielen, wat fagocyterende cellen zijn. Door fagocytose wordt de bacterie opgegeten en verteerd tot kleine stukjes. Het maakt niet uit om wat voor soort bacterie het gaat en dan hebben we het dus over de aspecifieke afweer. De neutrofiel scheidt tussendoor ook nog IL-1 uit; het stofje dat ervoor zorgt dat je koorts krijgt. En dat is heel belangrijk, omdat ons lichaam er voordeel van heeft en de bacterie juist nadeel. Het zorgt dus voor een voorsprong voor het lichaam in deze strijd.
En daarna komen de macrofagen, andere fagocyterende cellen die de neutrofielen helpen. De macrofaag leeft langer en kan dus langer de bacterie tegenhouden en de puinhoop opruimen. Ondertussen reist een macrofaag terug naar de bloedbaan op zoek naar die ene T-cel die geprogrammeerd is om te reageren op dit antigeen.
De macrofaag presenteert zijn zojuist opgegeten stukjes bacterie op zijn celmembraan en gaat op zoek naar de T-cel. Als de juiste T-cel gevonden is zal die worden geactiveerd. Deze T-cel heeft zijn roeping gevonden: het antigeen waarvoor hij gemaakt is, is gevonden in het lichaam!
In z’n eentje kan hij niet veel, dus zal deze cel heel vaak gaan delen zodat er een leger op af gestuurd kan worden. Er ontstaan zo 4 verschillende soorten T-cellen die allemaal op dat ene antigeen reageren.
- De cytotoxische T-cellen, ook wel killer cellen genoemd (de scherpschutters die direct richting de ontsteking gaan);
- De T-helpercellen die de boel coördineren en de B-cellen activeren;
- De memory T-cellen voor een snelle reactie in de toekomst;
- De suppressor T-cellen die de rem zijn op het systeem en in de gaten houden dat de ontstekingsreactie (die immers bedoeld is om het lichaam in leven te houden) niet uit de hand loopt en het lichaam er dood aan gaat.
De T-helpercellen gaan de B-cellen activeren. Deze zitten in hun thuisbasis, de lymfeklier. De ene B-cel die reageert op dit ene antigeen wordt geactiveerd en ook deze cel zal gaan delen. Hieruit ontstaan twee soorten cellen:
- memory-cellen voor de toekomst
- en plasmacellen die de antilichamen gaan maken en uitscheiden.
Er bestaan vijf verschillende soorten antilichamen:
- IgA,
- IgD,
- IgE,
- IgG
- en IgM.
In dit geval worden eerst IgM en na een aantal dagen ook IgG antilichamen gemaakt.
Deze antilichamen zullen als neon knipperlichten vast gaan zitten aan de bacteriën die verslagen moeten worden. Hierdoor zullen deze sneller uitgeschakeld kunnen worden door T-killer cellen en macrofagen. Ook neutraliseren de antilichamen de giftige stoffen die bacteriën uitscheiden (bacteriële toxinen) en activeert het immuuncomplex (het antilichaam gebonden aan het antigeen) het complement systeem.
Zo doet ons afweersysteem dus heel erg zijn best om de indringer uit te schakelen.
Op de Juf Danielle Academie is een Afweersysteem Cursus aanwezig waar je in 6 lessen de basis leert van ons afweersysteem.
Belangrijkste begrippen
Hieronder vind je een kort overzicht van de belangrijkste begrippen in deze blog:
- Antigenen = lichaamsvreemde stoffen waarop ons afweersysteem reageert
- Leukocyten = witte bloedcellen
- Vasodilatatie = bloedvatverwijding
- Rubor = roodheid
- Calor = warmte
- Dolor = pijn
- Tumor = zwelling
- Functio laesia = het weefsel waar de ontsteking zit kan niet goed meer functioneren
- Permeabiliteit = doorlaatbaarheid
- Fagocytose = het proces waarbij fagocyten een lichaamsvreemde stof insluiten, opeten en afbreken